Vragenovervloed - Leeuwarden City of Literature

Eind mei 2021. De wereld lacht ons toe. Bomen in versgroen. De bloemen op hun mooist. Gelukkig is het toch nog warm geworden. Minder Nederlanders naar de IC. En de gezellige vrijheid komt snel dichterbij. Het is een tijd van overvloed.

Tekst: Theunis Piersma I Illustratie: Willie Darktrousers I Foto: Pablo Macías

Het begon al in maart. De eerste grutto’s keerden uit West-Afrika terug. Eerst nog in groepjes, daarna twee aan twee in paartjes, gingen ze op zoek naar een geschikte broedplek in vochtige bloemrijke weilanden, precies die weilanden waar het eind mei zo’n weelderige bloemenzee is. In dat bloemenland wriemelt het voor hun kuikens van de insecten.

In april volgden de eerste boerenzwaluwen, dan de huiszwaluwen en eind april de gierzwaluwen. De vloed hield aan en op erven en in tuinen met kruiden, bloemen en geboomte verschenen in de loop van mei spotvogels, braamsluipers en grauwe vliegenvangers. Al deze vogels kwamen uit Afrika, ze overwinterden in savanna’s en regenwouden. Klein en dapper staken ze de Sahara over, en de Middellandse Zee, en Spanje, Frankrijk en België. Vijfduizend kilometer vliegen om hier te vinden wat ze daar niet vonden.

Ga eens op een mooie plek in het park zitten, of misschien zelfs je eigen tuin. Kijk een tijd lang naar een oude eik, of een grote es, een esdoorn, Spaanse aak of grote meidoorn. Pak er liefst een verrekijker bij om in de bladerkroon te turen. Concentreer je op het jonge groen, of zoek naar die lichtgroengele spotvogel. Je waant je in een tropisch regenwoud.

Hier bij ons gebeurt ieder voorjaar iets spectaculairs. Er spoelt een golf van groen en bloem naar het noorden. In het kielzog daarvan verschijnen massa’s bijen, vlinders, kevers, slakjes, vliegjes en libelles. Als eieren of larven hebben ze zich, verborgen in dood hout of vergeten grond, op het voorjaarsfeest voorbereid. Al dat leven doet leven. De trekvogels uit het verre Afrika komen er voor naar Friesland om, surfend op die golf van overvloed, nesten te bouwen, eieren te leggen en jongen groot te krijgen door ze vol te stoppen met al dat griemelgrut.

In zo’n tijd van overvloed kan autorijden lastig zijn. Tenminste, als er tijdens het rijden van A naar B veel beestjes tegen de voorruit kletsen. Veel bruine sterretjes benemen een automobilist het zicht. Gebrek aan zicht was heel gewoon. Je moest elke dag je voorruit te wassen. Of vaker. ’s Nachts was het trouwens erger dan overdag, want dan had je nachtvlinders. De Britse journalist Michael McCarthy beschreef nachtvlinders als sneeuwvlokken, hoe harder je reed, hoe harder het sneeuwde. McCarthy gaat al een tijdje mee en vertelt hoe hij vijftig jaar geleden tijdens ritten naar Londen wel twee keer per uur moest stoppen om zijn voorruit te wassen. Nu is dat al lang niet meer zo, nu vliegen zich tijdens de ritten naar Londen hooguit twee nachtvlinders dood. Hoe vaak wassen we nu de voorruit van de auto’s nog? Bij veel benzinepompen zijn wateremmers en raamwissers in elk geval niet meer te vinden.

Er is zo veel meer, en zo sluipend, verdwenen. In het Engeland van de jonge McCarthy, zo vertelt Derek Warren – een landarbeider uit Suffolk – waren er altijd en overal huiszwaluwen. In ieder huis woonden mensen en aan ieder huis nestelden zwaluwen. In Nederland zal het vast niet anders zijn geweest. Maar als dat zo is, en nu begin ik me ongerust te maken, dan zijn we tijdens het leven van McCarthy (en dat van mij) meer dan 98 procent van de huiszwaluwen kwijtgeraakt. Huiszwaluwen leven van vliegende insecten, de bruine spetters op de autoruit. De huiszwaluwen zijn nét niet uitgestorven. Dit moet betekenen dat hun voedselbronnen, die insecten, ook nét niet helemaal verdwenen zijn.

Dat levert zo veel vragen op. Is het echt waar dat onlangs bijna alle zwaluwen zijn verdwenen? Heeft het verlies aan weidevogels dezelfde oorzaak als het verlies aan zwaluwen? De kuikens van kieviten en grutto’s eten immers ook insecten. En waaróm is er dan zo veel griemelgrut verdwenen? Heeft dat te maken met het betegelen van tuinen? Met het gebruik van Roundup op de oprit en in de tuin, of met de insectendodende vlooienbanden voor de hond?

Heeft het te maken met de intensief bemeste raaigrasakkers die een groot deel van Friesland bedekken? Of met die leuke roze coatings van de maiskorrels, coatings met uiterst effectieve zenuwgiffen die ervoor zorgen dat al dat metershoge mais voor bladluizen en andere zuigende insecten dodelijk is? Of ligt het aan het effectief ontwormen van de koeien en schapen, aan de ontwormingsmiddelen die met poep en pis in de wei terecht komen. Maaien de boeren nu te vroeg? Of staan er in het boerenland gewoon te weinig boterbloemen? En wat nou als de goedjes met de moeilijke namen, die zo geweldig effectief insecten doden, ook slecht zijn voor ónze gezondheid? Eind mei, een tijd van overvloed. Inmiddels ook een tijd die een overvloed aan vragen bij mij oproept.

Theunis Piersma (1958) is hoogleraar Trekvogelecologie aan Rijksuniversiteit Groningen. Als waddenbioloog is hij verbonden aan het NIOZ op Texel. Willie Darktrousers (Emiel Joorman uit Donkerbroek) is illustrator, striptekenaar, singer-songwriter en producer.